Het woord “faalangst” zegt het zelf: “Je kind is bang om te falen.” De gevolgen hiervan kunnen heel vervelend zijn. Je kind kan last hebben van buikpijn, hoofdpijn, wil niet meer naar school of de sportclub. Faalangst is een situatiegebonden angst. In bepaalde situaties komt de angst dus naar boven en heeft je kind het erg lastig, terwijl het op andere momenten prima functioneert.

Negatieve of positieve faalangst bij kinderen?

Er bestaat zowel negatief als positieve faalangst. Er is sprake van negatieve faalangst als je kind het gevoel heeft dat hij moet presteren en bang is dat dit niet lukt. Je kind blokkeert of wil het liefste ‘weglopen’ van de angstige situatie. Bij positieve faalangst is er een gezonde spanning bij je kind.  De angst is niet zo groot dat een kind erdoor belemmerd wordt. Bij positieve faalangst word je juist gemotiveerd om beter te presteren. Een beetje spanning bij een presentatie helpt je vaak om scherp te zijn.

Als de spanning zo groot is dat een kind slechter presteert dan hij eigenlijk zou kunnen, spreken we van negatieve faalangst. Kinderen kunnen een black-out krijgen, lichamelijke klachten of negatieve ervaringen opdoen. Dit alles kan leiden tot een negatief zelfbeeld.

Welke soorten faalangst zijn er?

Er zijn verschillende soorten faalangst. We gaan hierbij uit van negatieve faalangst. De faalangst is dan dus belemmerend voor je kind. Er zijn drie soorten faalangst te onderscheiden:

Cognitieve faalangst -> Angst om te falen bij schoolse taken, bijvoorbeeld angst om een onvoldoende te halen bij examens of toetsen.

Sociale faalangst -> Angst om te falen bij sociale taken, zoals angst om niet gekozen te worden bij een groepswerk of een spel of angst om uitgelachen te worden tijdens een spreekbeurt of presentatie. Het kan ook zijn dat je kind bang is om er niet bij te horen en zich hierdoor in allerlei bochten gaat wringen en zich aanpast aan anderen.

Motorische faalangst -> Angst voor lichamelijke of competitieve taken, zoals opzien tegen de turnles of angst om mee te doen aan een sportwedstrijd of competitie.

Hoe vaak komt faalangst voor bij kinderen?

Faalangst komt jammer genoeg heel vaak voor. Veel kinderen hebben er last van, zowel jongens als meisjes. Naar schatting heeft op de basisschool ongeveer 1 op de 10 kinderen last van faalangst. Dat zijn gemiddeld vaak 3 kinderen per klas! Op de middelbare school ligt dat percentage vaak nog hoger. Dan heeft naar schatting zelfs 1 op de 5 kinderen tijdens de examenperiode last van faalangst.

Kenmerken van faalangst bij kinderen

Alle kinderen zijn anders en er zijn dan ook veel verschillende soorten signalen voor faalangst. Vaak komen lichamelijke signalen voor, zoals zweethanden, een rood hoofd krijgen, vlekken in de nek, veel naar de wc moeten, hartkloppingen, hoofdpijn, buikpijn, misselijk zijn, diarree of overgeven.

Naast deze lichamelijke reacties zijn er ook gedragsmatige reacties. Sommige kinderen worden druk, gaan chaotisch te werk, gaan lachen, overdreven doen, de clown uithangen. Terwijl andere kinderen juist verlegen worden, blokkeren, niets durven te vragen, concentratieproblemen krijgen of een black-out. Een veel voorkomend signaal is ook de gevreesde situatie uit de weg willen gaan. Dus niet meer naar school of hobby willen. Door moeilijke situaties uit de weg te gaan, wil een kind de gevoelens van angst vermijden.

Bij faalangst hebben kinderen veel negatieve gedachten over zichzelf. Negatieve uitspraken over zichzelf kunnen ook een signaal van faalangst zijn. Uitspraken zoals: “Het zal me toch niet lukken” of “Ik kan dat niet” of “Ik ben heel slecht in….” of “Doe jij dat maar… ik kan het niet”.

De oorzaken van faalangst bij kinderen

Faalangst kan veel verschillende oorzaken hebben. Het lijkt erop dat sommige kinderen gevoeliger zijn voor het ontwikkelen van faalangst dan anderen. Sommige kinderen hebben dus een erfelijke gevoeligheid. Maar ervaringen spelen ook een rol bij het wel of niet ontwikkelen van faalangst. Als kinderen veel negatieve ervaringen opdoen, bijvoorbeeld op school, dan is de kans dat ze faalangst ontwikkelen groter.

Daarnaast kunnen ook problemen in het gezin of reacties van ouders op prestaties meespelen bij het ontstaan van faalangst. Ook spelen de verwachtingen die ouders van hun kind hebben mee.